zondag 31 januari 2010

Exotisme

Ik was gisteren op een concert van Mahala Raï Banda, een band uit de buitenwijken van Boekarest die zigeunermuziek maakt. Heel erg wereldmuziek, dus. Het soort van muziek waar Balkan Beats op gebaseerd is. Uiteraard was het één groot feest.
De meesten van het 12-koppige orkest hadden zwarte of gestreepte overhemden aan met spijkerbroek eronder. Het publiek was in merendeel in hun dagelijkse kloffie gekomen, maar een enkeling had zich een zigeunerkledingstijl aangemeten met van die felle kleuren en haarbanden. Ik vroeg me af hoe de artiesten dat zouden ervaren. Misschien denken ze wel "Dit is dus hoe de buitenwereld ons ziet." Misschien voelen ze zich een beetje tentoongesteld, net als van die Afrikaanse dorpjes die eind negentiende eeuw in wereldtentoonstellingen worden nagebouwd.
Veel mensen zullen bij een concert van Mahal Raï Banda immers authentieke zigeunermuziek verwachten. Daarbij verwachtten ze niet mensen in overhemden, maar in fleurige zigeunerkleding. De drummer had het wat dat betreft beter begrepen. Die liep in een lang blauw gewaad, wat hij echt niet in het dagelijks leven aan zal hebben. Je moet het publiek immers geven wat ze verwachten, zij betalen immers voor jou. In de jaren 20 werd bijvoorbeeld jazzmuziek gezien als primitieve muziek die regelrecht uit het oerwoud kwam. Daar was helemaal niets van waar, maar artiesten als Josephine Baker speelde met die beeldvorming en deed bananenpakjes aan en koos voor een oerwoudachtig decor. Haar shows in Parijs werden enorme hits.
Misschien is het wel juist uit dit besef dat veel gasten juist geen groots uitgedoste zigeunerkledij verwachten. Veel mensen in het publiek zullen vaker naar wereldmuziekconcerten gaan en uit ervaring weten dat de kledingstijl niets zegt over hoe authentiek de muziek is. Fletse kleurige pakjes worden eerder geassocieerd met nep, gecommercialiseerde uitbuiting van beeldvorming. Authentiek, dat is juist mensen die op het podium komen in hoe ze zich in het dagelijks leven ook kleden. Dat wijst er juist op dat de mensen zich nog niet voldoende hun commerciële potentieel begrijpen. En dat verkoopt!
Wacht, hier klopt iets niet.....

donderdag 28 januari 2010

Players

Ik ben niet echt een player. Ik heb veel te weinig succes om er één te zijn. Maar ik heb geen enkel moreel oordeel over hen. Sinds de seksuele revolutie hoeven we toch niet meer moreel verontwaardigd te zijn over het feit dat mensen regelmatig seks hebben of met wisselende partners.
Zo ken ik iemand die met heel wat meisjes naar bed is geweest. Ook personen waarvan je zou denken dat die zich daar nooit voor zou lenen, zijn voor hem gevallen. Nou ja, gevallen, meestal ging het om kortstondige affaires, waarbij de dames in kwestie ook wel wisten dat er niet heel veel achter zit. Ik heb me wel eens uit pure nieuwsgierigheid afgevraagd hoe hij dat eigenlijk voor elkaar kreeg. Ik vind het op een bepaalde manier wel een vaardigheid dat je gemakkelijk bij veel vrouwen in het gevlei kan komen tot op het punt dat ze met je naar bed willen.
Van een vriendin van mij hoorde ik laatst uit de eerste hand hoe dat in zijn werk gaat. Hij is gewoon aardig en attent naar vrouwen toe (tot zo ver nog niet veel verrassends). Hij tast af hoe ver hij kan gaan. Aan het begin is dat nog niet zo ver en dan heeft hij daar verder vrede mee. Hij onthoudt wat er tegen hem verteld wordt en gebruikt die informatie om later attente vragen te kunnen stellen. Zo komt hij over als een ontzettend aardige kerel en eigenlijk is hij dat dan ook gewoon.
Maar het belangrijkste element van dit alles is geduld. De neiging is natuurlijk groot om te vroeg toe te slaan en te snel te willen gaan, maar die neiging onderdrukt hij om zijn kansen te maximaliseren. Hij is prima in staat maanden, wellicht zelfs jaren te wachten voordat zijn aandacht zich uitbetaalt. En steeds weer zal hij aandacht schenken en proberen aan te voelen hoe ver hij kan gaan. Als het juiste moment dan daar is, zal hij het risico nemen en de dame uitnodigen met hem mee te gaan. (Uiteraard op een manier die niet zonder meer erop hoeft te duiden dat ze seks gaan hebben, maar waarschijnlijk weten ze beiden wel wat er aan de hand is.) Als geheel betekent dat dus niet dat hij wanneer hij ook maar wil snel vrouwen kan versieren, maar het betekent wel dat hij na verloop van tijd veel meer seksuele contacten heeft en ook meer opties.
Er zijn natuurlijk andere vormen van players - die bestaan immers ook in soorten en maten - maar ongetwijfeld zullen die ook heel veel zelfbeheersing, geduld en discipline aan de dag moeten leggen. Ik ben zelf van nature ongeduldig en ondanks alles niet zo heel erg bereid me anders voor te doen dan ik mij echt voel en dus zou ik een bijzonder slechte player zijn. Ik vraag me af of ik het ook wel zou willen zijn. Als je zo geduldig en gedisciplineerd naar dat doel toewerkt, kan dat alleen als het een soort tweede natuur zou worden. Dat betekent dat je waarschijnlijk uit automatisme vrouwen zou gaan versieren, ook wanneer je dat misschien eigenlijk helemaal niet wil. Je maakt geen bewuste keuzes meer en juist door die bewuste keuze en toewijding kan een relatie uitgediept worden.
Dat laatste is allemaal slechts theorie, want een lange goed uitgediepte relatie heb ik nog niet mogen ervaren. Maar toch, laat ik maar niet een player worden.

zaterdag 16 januari 2010

Een wens voor iets meers

Een collega van mijn moeder vertelde laatst dat hij vroeger heel vaak meisjes leuk vond die hem niet leuk vonden. Of beter gezegd: wel leuk, maar niet op die manier. Ze vonden hem vooral leuk als een goede vriend, meer niet. Steeds als hij zo'n meisje tegenkwam, begon hij haar leuk te vinden en steeds leek het als ze zijn avances beantwoordde. Ze was namelijk graag bij hem en deed altijd heel gezellig. Maar er bleef altijd de grens. Meer dan vrienden werd het niet.
Hij liet de zaak dan verder berusten en probeerde zich er overheen te zetten. Het meisje kreeg na verloop van tijd dan een vriendje. Zodra die relatie uitging, begon die collega van mijn moeder dan weer hoop te krijgen. Het meisje kwam natuurlijk net aan een relatie en had dus juist op dat moment wel behoefte aan een goede vriend. En binnen de kortste keren herhaalde het hele proces zich weer.
Ik kan me dat verhaal best wel wat voorstellen. Er zijn maar een paar meisjes in deze wereld die ik echt leuk gevonden heb en de eerste daarvan past hier precies in (behalve dan dat we nooit échte vrienden zijn geworden). Soms dacht ik weer even kans te hebben en leefden zulke gevoelens weer snel op. Maar zulke periodes duurde steeds korter. Ik besefte redelijk snel dat het toch nergens heen zou gaan.
De enige twijfel die ik van tijd tot tijd nog wel had is of ik wel voldoende duidelijk was geweest. Ik heb veel later via vrienden van haar gehoord dat zij echt wel door hoe het zat. Ik heb dus helemaal niets om me voor te schamen. De meisjes waar ik sindsdien tevergeefs op verliefd was, kon ik sneller achter me laten. Niet omdat het makkelijk was, maar omdat ik dacht: Als het na een goede poging niets is geworden, moet ik - tenzij ik redenen heb om anders aan te nemen - er van uit gaan dat ze (nog steeds) niet geïnteresseerd is. Zulke bijzondere redenen hebben zich eigenlijk nooit voorgedaan. Eén keer is meestal wel genoeg om uit te zoeken of het werkt.
De collega van mijn moeder beklaagde zich er over dat er geen liedjes bestonden die zij situatie beschreven. Ik was het hier niet mee eens en heb op verzoek van mijn moeder een cd samengesteld die mijn moeder als verjaardagskado heeft gegeven. Voor de geïnteresseerde, hier is de samenstelling. Niet elk nummer is een persoonlijke favoriet van mij, maar in onderwerp sluit het wel goed aan:
James Blunt - You're Beautiful
The Temptations - I Can't Get Next To You
Charles Aznavour - For me ... Formidable
Saybia - The Day After Tomorrow
Jack Johnson - Sitting, Waiting Wishing
Eels - Jeannie's Diary
Dionne Warwick - Anyone Who Had A Heart
Radiohead - Creep
Amy MacDonald - A Wish For Something More
Harry Nilsson - WIthout You
Maria Mena - I'm Sorry
A Fine Frenzy - Goodbye My Almost Lover

dinsdag 12 januari 2010

God

Een collega van mij is behoorlijk christelijk. Je zou het niet direct zeggen als je hem tegenkomt, maar toch is het zo. Ikzelf kom uit een iets andere omgeving en het concept van het 'geloven in God' heb ik eigenlijk nooit volledig begrepen. In het dagelijks leven kunnen wij het ontzettend goed met elkaar vinden en geen van ons beiden heeft ooit de behoefte gehad om de ander te bekeren. Ik heb in het begin toch eigenlijk niet echt geloofd dat hij toch echt behoorlijk gelovig was. Maar als je dan voorstelt in het weekend iets te gaan doen, bijvoorbeeld op zondag, bleek dat toch niet mogelijk. Zelfs het argument 'je kunt de kerk toch best op een andere dag inhalen' bleek niet te werken.
Inhoudelijk hebben we het eigenlijk nooit over dit soort zaken. Dat hoeft natuurlijk ook helemaal niet. Waarom zou je een prettige omgang verstoren met nodeloos ingewikkelde zaken? Toch vroeg hij mij laatst uit pure interesse of ik atheïst was. Hij vroeg het niet om mij te overtuigen, maar gewoon uit nieuwsgierigheid over hoe ik over dat soort zaken dacht. Ik denk dat hij toch enig respect voor mijn mening heeft.
Ik wilde er eigenlijk niet te veel op ingaan, omdat ik wel weet dat ik mijlenver van hem afsta in dit soort kwesties en daarnaast ook geen enkele behoefte heb om hem naar mijn kant van de discussie te bekeren. Maar goed, omdat ik ook niet te beroerd en graag een eerlijk antwoord geef, heb ik hem toch maar verteld dat ik atheïst ben. Ik zei erbij dat ik natuurlijk ook agnost had kunnen zijn, maar dat ik dat maar een halfslachtig en laf antwoord vond en ik ben niet zo van de halfslachtige en laffe antwoorden.
De uitleg waarom ik dat eigenlijk vond, kwam ik niet zo goed uit. Er zijn namelijk best veel redenen die mensen vaak aandragen ter verdediging van hun atheïsme die ik gewoon klinkklare onzin vind. Het punt is namelijk meer dat het idee van een God mij nooit echt heeft aangesproken en dat het eigenlijk ook niet goed past bij de andere dingen waar ik in geloof. En op dit punt moet ik waarschuwen, want ik vrees dat de rest van de analyse best filosofisch gaat worden.
Filosofisch ben ik een pragmatist, wat betekent dat ik geloof dat de kern van waarheid eruit bestaat dat het werkt. Kennis is een samenraapsel van ervaringen die op een bepaalde manier geordend zijn. Zo'n ordening geeft noodzakelijkerwijs een vertekent beeld van de wereld. De werkelijke wereld, oftewel dat gedeelte van de menselijke ervaring dat bestaat onafhankelijk van de menselijke duiding daarvan, is veel robuuster en chaotischer.
Iemand met filosofische scholing zou nu mij aan mij vragen wat ik eigenlijk met de term 'wereld' bedoel (of met de term 'mensen', maar die discussie wil ik even parkeren). Dat weet ik zelf eigenlijk niet precies. Je zou er vanuit kunnen gaan dat er een soort wereld buiten de mensheid zelf is en dat deze wereld een logische structuur vertoont (zoals vrij algemeen wordt aangenomen). Sommige die hard wetenschappers veronderstellen nog steeds dat de wereld in essentie een rationeel geordend geheel is en dat theorieën een steeds betere benadering van deze waarheid zullen vormen. Het is een discussie die niet gemakkelijk met puur analytische argumenten is te beslechten. Wat wel mogelijk is om het hele proces van kennis, wetenschap en menselijk gedrag te beschrijven alsof deze waarheid niet bestaat. Je kunt dit de cultureel antropologische benadering van menselijke systemen van kennis noemen. Het analyseert hoe menselijke kennis ontstaat, hoe het zich ontwikkelt en welke het rol het vervult in het menselijke verkeer.
In de praktijk is een dergelijke benadering echter niet heel erg handig. Je kunt wel elke tafel die je tegenkomt weigeren een tafel te noemen, omdat het een 'vertekening van de rauwe werkelijkheid' is of de suggestie van een waarheid geeft die er eigenlijk niet is, maar erg praktisch is het niet. Zelfs als we de waarheid zouden verwerpen als absolute categorie, dan nog is het praktisch om - al is het maar bij wijze van fictie of handige rekentrucjes - uit te gaan van zulke vertekeningen. En met een beetje goed fatsoen kun je dat ook best kennis noemen. Kennis moet vooral praktische waarde hebben.
Daaraan is niet de conclusie verbonden dat theoretische vragen overbodig zijn. Het systeem van kennis kan aan praktische waarde toenemen op het moment dat de handige rekentrucjes met elkaar verbonden worden. Het idee dat dat in feite altijd mogelijk zou moeten zijn, deel ik niet. Alle rekentrucjes laten elementen uit de wereld weg en het kan heel goed dat twee handige rekentrucjes onverenigbaar zijn, omdat ze juist de elementen weglaten die voor het andere rekentrucje essentieel zijn. (Al is het altijd de moeite waard om te zien of ze misschien toch verenigbaar zijn.) Wetenschap is daarom - zoals alle vormen van kennis - een voortdurende afweging tussen rigiditeit (theoretische zuiverheid) en recht doen aan de tekortkomingen van het eigen systeem.
Een rechtgeaarde wetenschapper die gelooft in de logische ordening van de wereld, kan hier natuurlijk genoeg tegenin brengen. Hij zou kunnen zeggen: het feit dat onze theorieën steeds praktischer worden en steeds beter lijken te werken, is een teken dat de logische structuur daadwerkelijk zich in de wereld bevindt. Ik vind dat weinig overtuigend om drie redenen: ten eerste gaat het alleen om de logische structuur die al wordt waargenomen vanuit het bestaande wereldbeeld, ten tweede zou een dergelijke benadering ervoor zorgen dat alle lokale afwijkingen zoveel mogelijk in het keurslijf van het systeem worden gedwongen (ook als zij hier niet goed in passen). Maar het meest belangrijke bezwaar is het volgende: de enige test die de wetenschap heeft aangelegd is of het werkt. Vervolgens worden hieraan de conclusie aan verbonden: dat het werkt, omdat het waar is. Nu is er zeker een correlatie tussen beide verschijnselen denkbaar, maar de pragmatist ziet de verhouding tussen beide verschijnselen toch anders. Het is juist waar, omdat het werkt. De hele essentie van waarheid is zijn praktische toepassing.
Als je erover nadenkt, is dit eigenlijk een heel radicale positie. Ik weet niet of ik mij met alle gevolgen van deze stellingname kan verenigen (want ik ook geloof soms in iets wat op een absolute waarheid lijkt) en ik wil me ook niet te veel vastpinnen op één algemeen idee wat bepalend is voor mijn wereldbeeld, maar meestal ga ik wel van een dergelijke benaderingswijze uit. En dat bevalt mij prima. Dat betekent dat ik kennis benader als een systeem van regeltjes die vooral bedoeld zijn om ordening in de menselijke ervaring aan te brengen, maar dat noodzakelijkerwijs een beperkt toepassingsbereik heeft. (Voor de kennis van de sociale wetenschappen is dit gemakkelijk in te zien, maar ik geloof dat hetzelfde tot op zekere hoogte ook geldt voor de 'hardere' wetenschappen.) Dat betekent dat kennis, waarheid, wetenschap handige richtsnoeren zijn, maar waarvan de waarde zeker niet overschat moet worden. Het is namelijk aan beperkingen gebonden en mocht je in een terrein terecht komen, waar niet echt een goed toepasbaar kennissysteem aanwezig is, dan rest je niets dan zelf maar wat aan te klooien in wat eigenlijk een wanordelijke chaos is.
Niet iedereen zal het hiermee eens zijn. Ayn Rand zegt bijvoorbeeld dat je hiermee de strijd te snel opgeeft, omdat irrationaliteit alleen maar er een teken van is dat je de situatie nog niet voldoende doorgeanalyseerd hebt. Zelfs al zou ik haar volgen dat een volledige analyse altijd een rationele structuur zou laten zien, dan zijn er genoeg gevallen waar de onderliggende rationele structuur zo ingewikkeld in elkaar zit, dat het nauwelijks praktisch genoemd te worden om dat proberen te begrijpen. Daarnaast draagt ze aan dat je toch moeilijk kan uitgaan van de irrationaliteit van de wereld, omdat dat helemaal geen leidraad van handelen oplevert. In zekere zin heeft ze hier een punt, maar bij het recht doen aan een bepaalde situatie hoort vaak juist afstand nemen van de bestaande rationaliteit zonder deze te verwerpen (maar dit voert te ver in deze discussie).
Ik hoop dat uit het voorgaande een beetje duidelijk wordt wat mijn wereldbeeld ongeveer is. Dan komt vervolgens de vraag op hoe God hierin zou passen (want daar ging het toch eindelijk over). En eigenlijk is dat bijzonder moeilijk. Traditioneel wordt God toch gezien als een soort leidend geordend principe wat aan de wereld ten grondslag ligt. Op het moment dat ik niet uitga van een volledig sluitende rationele ordening van de wereld, waar blijft God dan? Ik laat de mogelijkheid evenwel open dat de wereld op een dieper niveau een rationele ordening heeft, maar dat die te complex is om ooit voor mensen te begrijpen en dat er in de praktische wereld maar beter vanuit kan worden gegaan, dat zo'n rationele verbindende factor ontbreekt. Ik krijg zelf een beetje de kriebels van zulke gedachtes, omdat ik vrees dat mensen toch weer gaan proberen het 'systeem' af te krijgen en alle soorten van kennis met elkaar willen combineren, waardoor de lokale afwijkingen veelal ontkend zullen worden, in een keurslijf gedrongen zullen worden en gemarginaliseerd zullen worden. Maar aan de andere kant levert dat soort pogingen ook soms verrassende resultaten op, dus helemaal tegen kan ik ook niet zijn. In zo'n geval zou er nog een ruimte voor een God op een dieper niveau kunnen zijn (een niveau dat misschien nooit door de menselijke geest bereikt zou worden). Met toepassing van het scheermes van 'Ockham' zal ik echter niet snel geneigd zijn om een dergelijk overkoepelend rationeel principe ten grondslag aan de wereld aan te nemen. En zelfs al zou ik daartoe bereid zijn (veel mensen nemen een dergelijk principe immers wel aan), dan nog volgt daaruit niet zo heel veel meer dan dat de wereld rationeel geordend zou zijn. Dat deze rationele ordening ook iets met menselijke rationaliteit te maken zou hebben (die vast ook wel weer zijn eigenaardigheden heeft, de menselijke rationaliteit is immers ook alleen maar ontwikkeld voor het menselijke overleven), lijkt mij intuïtief niet erg aannemelijk. En vanuit dat uitgangspunt zouden nog talloze stappen moeten volgen totdat je op iets komt wat op een Westers godsbeeld uitkomt. Bij elk van die stappen heb ik mijn gerede twijfels, dus als je dat allemaal optelt, lijkt de waarschijnlijkheid dat er ergens één van die twijfels gegrond is wel zo groot dat ik met geen goed fatsoen meer tegen mezelf zou kunnen verdedigen dat ik in God geloof. De waarschijnlijkheid is zelfs zo groot dat ik moeite heb te geloven dat er iemand is die kan kijken naar hoe de wereld in elkaar zit en op basis daarvan het bestaan van een God kan verdedigen. Om wat dan ook te geloven is altijd een 'leap of faith' nodig, maar als het gaat om geloven in God is de sprong wel erg groot (tenminste in mijn ervaring).
Is er een alternatief dan? Ik ben hierboven uitgegaan van een traditioneel Westers godsbeeld. Maar misschien kan ik ook uitgaan van een ander godsbeeld. Wat als God nou niet het overkoepelende rationele ordende principe zou zijn, maar gewoon iets wat de wanordelijke chaos van de wereld heeft gecreëerd of in ieder geval in stand houdt, bijvoorbeeld omdat hij dat gezellig of leuk vindt. In dat geval heb ik helemaal moeite om in te zien wat zo'n God nou helemaal toevoegt. Het lijkt mij gewoon niet meer dan één element in de chaos.
Maar dit is natuurlijk allemaal mijn persoonlijke wereldbeeld, dat zoals dat hoort met persoonlijke wereldbeelden nog volop in ontwikkeling is. Ik besef mij dat grote delen van mijn wereldbeeld door velen als vreemd of zelfs als onzin ervaren zullen worden. Dat is hun goed recht. Ik voel me namelijk niet op alle punten volledig overtuigd van mijn zaak. Eigenlijk denk ik er ook niet zoveel over na, maar het afgelopen uur was even een uitzondering. Zelfs als ik heel hard probeer, heb ik echt moeite me voor te stellen dat God bestaat. Maar in dat kleine momentje dat ik mij dat toch even kan voorstellen, neemt Hij mij niet kwalijk dat ik niet in Hem geloof. Dat is dan ook weer mooi meegenomen.

Etiquette (Etiketten)

Ik heb laatst in de uitverkoop de dikke van Ditz gekocht, oftewel een moderne bewerking van een oud boek uit de jaren 30 over etiquette. Het staat allerlei handige levensregels over hoe je beleefd door het leven kunt gaan.
Ooit, in een ver verleden, toen ik nog in het bestuur van mijn studentenvereniging zat, troffen wij zo'n echt oud etiquetteboek aan in de donkere contreien van het pand. De inhoud van het boek was vooral hilarisch voor hedendaagse ogen. Veel van de regeltjes waren volledig uit de tijd. Volgens aloude traditie geef je op studentenborrels bij voorkeur weg, wat je toevallig aantreft, dus het was een ideaal kado. We vonden het kado echter zo leuk dat het nog een half jaar geduurd heeft, voordat we eindelijk een geschikte borrel hadden om het aan weg te geven.
Over deze moderne bewerking had ik al enkele goede verhalen gehoord. Goede manieren is namelijk niet totale onzin, zo had ik mij laten vertellen en ergens was ik daar wel gevoelig voor. Dus ik had best een paar euro over voor een boekje waar ik een aantal beleefdheidsregels in kon aantreffen. Dan kon ik later altijd nog wel beslissen of ik ze zou navolgen.
Gisteravond zat ik dus op de bank en besloot het boek voor het eerst eens door te bladeren. De conclusie is dat het wel geschreven is over overdreven nette omstandigheden. Echt het koninginnewerk en zo. In het dagelijks leven heb je er niet veel aan. Zelfs de meest stellige regels overtreed ik regelmatig en ik denk dat ik er meestal goed aan doe.
Een voorbeeld: op feestjes ontmoet je vaak nieuwe mensen. Daarvoor schijnt het vereist te zijn dat je je voorstelt met voor- en achternaam. Anders zou er maar verwarring kunnen ontstaan.
Ik probeer me voor te stellen hoe dat zou moeten gaan op feestjes die bijvoorbeeld ik wel eens organiseer. Het is ons niet te doen om uiterlijk vertoon of het oppompen van onze eigenwaarde. Een naam is niet meer dan een praktisch handvat waarmee je weet wie je aanspreekt. De naam hoeft niet onthouden te worden, omdat je dan elders in societykringen over hem kunt spreken en zijn positie naar voren kunt helpen.
Het boek heeft me dus nog niet kunnen overtuigen van het nut van etiquette, afgezien van een paar dingen die elke persoon met gezond verstand en een beetje sociaal gevoel wel zou kunnen uitvogelen. Desalniettemin staan er een paar leuke verhaaltjes in. Zo weet ik waar het woord etiquette vandaan komt. Lodewijk XIV had in Versailles op een gegeven moment bordjes geplaatst met 'niet over het gras lopen'. De hovelingen schonden dit gebod op grote schaal, waarop de koning nieuwe bordjes plaatstte met de opdracht 'zich aan het opschrift te houden' (s'en tenir a l'étiquette).

zondag 10 januari 2010

I Will Survive is net een soort drugs

Een Canadees radiostation heeft niet zo lang geleden een serie afgerond die genaamd ging '20 pieces of music that changed the world' (http://www.cbc.ca/thesundayedition/features/20pieces.html). De keuzes gaan alle kanten op: van Gregoriaans gezang tot hip-hop, van reggae tot Italiaanse opera's, van rock 'n roll tot bebop.
Eén van de meer verrassende keuzes was Gloria Gaynor met I Will Survive. De uitleg die in de show volgt, klinkt echter overtuigend genoeg om toch te kunnen claimen dat disco de wereld heeft veranderd (hoe onwaarschijnlijk dat in het eerste gezicht ook klinkt).
Ik heb aan die uitleg echter mijn eigen draai gegeven en dat komt doordat ik bij het nummer zelf altijd een wat dubbel gevoel heb gehad. Aan de ene kant is het namelijk een meezinger en stamt het uit een discotraditie waar vrolijkheid toch vooral de boventoon voert. Aan de andere kant zit er ook een trieste ondertoon in. Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn wat uit de tekst spreekt. Gloria Gaynor wijst haar oude geliefde de deur en vertelt met veel pijn en moeite dat ze ook zonder hem kan leven. En daaruit spreekt ook een soort spanning en bedekte angst over wat de toekomst zal brengen. Het is alsof ze een grens is overschreden waarvan ze gedacht had dat die er altijd zou zijn. Het nummer voelt namelijk net als een soort drugs. Het overschrijdt grenzen die je al zo lang meedraagt, dat je het gevoel hebt dat ze er eeuwig zullen zijn. Het overschrijden van zulke grenzen is zowel bevrijdend als beangstigend. Een nieuwe wereld opent zich, waarvan je niet kunt overzien wat die inhoudt, omdat je hem nog nooit ervaren heeft.
Gloria Gaynor gaat de grens welwillend over, omdat haar verstand zegt dat ze het moet doen. Het ontbreekt haar echter aan de moed en het zelfvertrouwen om dat vol overtuiging te doen. Ze zoekt houvast en praat zichzelf door de overgang heen. Ze spreekt zichzelf moed in en houdt zich vast aan de gedachte dat wat er ook zal gebeuren ze zal overleven. Dat lijkt misschien weinig, maar het geeft haar net genoeg moed om aan haar beslissing vast te nemen.
I Will Survive is een disconummer. Het is geschreven voor een subcultuur van vrouwen, homoseksuelen en andere groeperingen met een maatschappelijk achtergestelde positie. En omdat het discopubliek om uiteenlopende redenen door de samenleving niet erkend werd, had het meeste publiek in het dagelijks leven weinig om trots op te zijn. Door dat gebrek aan zelfvertrouwen durfden ze vaak niet te dromen van een wereld waarin het anders was, waarin de vertrouwde grenzen werden overschreden. En juist daarom is het zo'n belangrijk nummer, omdat het hen de macht gaf om te durven.
Je zou bijna willen dat je zelf ook bij die onderdrukte groepen van de jaren 70 hoorde. Maar al de ellende doorstaan ten einde één magnifiek moment van bevrijding mee te kunnen maken, dat is toch eindelijk de moeite niet waard. Laten we dus maar blij zijn met hoe de wereld sindsdien veranderd is, mede dankzij Gloria Gaynor.

woensdag 6 januari 2010

In de supermarkt

Op weg naar huis ga ik vrijwel altijd langs de Albert Heijn om even snel mijn eten bij elkaar te zoeken. Dat is nog niet zo gemakkelijk als het lijkt. Ik loop altijd van hot naar her en al wandelende verzin ik tien keer andere plannen wat ik ga eten. Iedere keer als ik langs het kaasgedeelte om even een blokje mee te pikken, terwijl ik hoop dat ik de vierde keer dat ik bij de groentes sta eindelijk een goede ingeving zal krijgen over wat voor creatiefs ik nu weer kan verzinnen. Want iets maken wat je al een keer gedaan hebt, dat is uit den boze.
Om de tijd in de supermarkt te beperken, kies ik er steeds vaker voor om eerst even langs huis te gaan en snel in een kookboek iets uit te zoeken. Eén van de belangrijkste criteria daarvoor is dat de ingrediënten bij elkaar te vinden moeten zijn in de Albert Heijn. Op andere dingen, zoals hoeveelheid ingrediënten of bereidingstijd, let ik minder. Dat heeft er best vaak toe geleid dat ik flink duur uit was met mijn eten en dat het bovendien tot laat in de avond duurde voordat ik eens een keertje kon gaan eten.
Ook van deze fouten leer ik weer. Met een vluchtige blik check ik tegenwoordig of er geen dingen een dag van tevoren in de koelkast moeten marineren. Zo niet, dan zal het wel lukken, toch?
Als ik dan in de supermarkt sta, blijkt het niet zelden dat toch niet alle ingrediënten te vinden zijn. Thuis blijkt dan wel eens dat ik verkeerd heb ingeschat wat ik nog in huis had of dat bij tweede lezing het recept toch echt wel een paar uur vereist. In zo'n geval verzin ik gewoon iets anders met de dingen die ik in huis hebt.
Ik houd wel van deze manier van boodschappen doen. Het komt speels, creatief en vernieuwend over, allemaal dingen waar ik van houd. En mocht ik iets meer haast hebben, dan ben ik efficiënt genoeg om daar ook rekening mee te houden en het simpel aan te houden.
Tegenover de Albert Heijn staat een Aldi. Ik ben er vandaag binnen geweest. Alles gaat in harde rijen, spotprijzen, kille efficiëntie, eenheidsworst en het ergste: nergens is een sectie waar je even een blokje kaas kunt meepikken. Goedkoper is het wel en aangezien ik als een vrek ben opgevoed, blijf ik daar toch een beetje gevoelig voor.
Helaas zie ik simpelweg niet in hoe ik mijn levensstijl aan te passen op een Aldi zonder de speelsheid te behouden. Ach, laat ik geen dingen meer doen, alleen maar omdat ze goedkoop zijn. Ik ben blij met mijn rondzwervingen door de supermarkt en die mogen ook wel wat kosten.