dinsdag 31 augustus 2010

Het menselijk lichaam

Ik weet bijzonder weinig van het menselijk lichaam. Ik weet nauwelijks het onderscheid tussen een nier, een milt en een lever. In mijn ogen zijn ze er alle drie om je lichaam van onwelwillende stofjes te ontdoen. Het onderscheid heb ik nooit begrepen.
In mijn gebrekkige kennis van het menselijk lichaam heb ik wel een wantrouwen tegen zinloze medicijnen opgebouwd. Waar anderen bij het minste geringste asperine, slaapmiddelen of primatour nemen, laat ik die dingen staan, omdat ik vind dat mijn lichaam er maar tegen moet kunnen. Daarnaast ben ik bang dat er een zekere gewenning optreedt: zodra je die dingen gaat gebruiken heb je steeds meer nodig om hetzelfde effect te bereiken. Waar ik wel op vertrouw, is mijn eigen discipline en mijn geloof in het aanpassingsvermogen van mijn lichaam.
De laatste tijd ben ik hierop toch een beetje teruggekomen. Zo vloog ik van het weekend naar Lyon. Het was een helse vlucht met veel turbulentie. Ik kreeg heel veel last van reisziekte, want daar ben ik nou eenmaal gevoelig voor. Maar omdat ik niet zo geloof in 'daar ben ik nou eenmaal gevoelig voor', heb ik nooit maatregelen genomen. Mijn lichaam heeft er maar aan te wennen. Tot heel bevredigende resultaten leidde dat niet. Uiteindelijk heb ik gebruik moeten maken van die papieren zakjes die ze je in het vliegtuig geven.
Ik begon na te denken en herinnerde me een me het verhaal van een of andere Portugese koning die erg enthousiast was over scheepvaart. Hij heeft meerdere pogingen ondernomen om zelf op zeereis te gaan, maar iedere keer werd hij verschrikkelijk zeeziek. Als second best ging hij daarom maar zeereizen van anderen financieren.
Blijkbaar kon zijn lichaam echt niet aan de zee wennen. Alhoewel, een vriend van mij vertelde mij dat in van die historische romans mensen die voor het eerst op zeereis gaan, de eerste anderhalve week alleen maar zeeziek zijn. Daarna zijn ze gewend en hebben ze nergens last van. Die Portugese koning had gewoon moeten doorbijten.
Voor de rest van ons geldt dat er wel een prijs is. Je lichaam went wel, maar het duurt even. De vraag is of je die moeite ervoor over hebt. Zo bezien hoeft er niets mis te zijn met hulpmiddelen gebruiken.

zaterdag 14 augustus 2010

De tirannie van het leuk

Wanneer je terugkomt van vakantie, naar een concert bent geweest of wat dan ook hebt ondernomen, willen mensen altijd weten of het ook leuk was. Dan komt meestal een vraag als 'heb je een leuke vakantie gehad?' Over deze vraag denk ik tijdens de vakantie eigenlijk nooit na. Je wordt bezig gehouden door de dagelijkse beslommeringen en probeert daar zo veel mogelijk plezier uit te halen. Maar of de vakantie, het concert of wat dan ook als geheel als een leuke ervaring valt te beschrijven, met die vraag houd ik me pas bezig als ik de vraag gesteld krijg.
Het is vaak ook geen gemakkelijke vraag. Een ervaring bestaat vaak uit veel plezierige elementen, maar ook uit 'ietwat frustrerende maar toch leerzame' momenten, 'saaie maar rustgevende' momenten en 'stressvolle maar spannende' momenten. Door de vraag wordt je gedwongen de hele ervaring op een bipolaire schaal te zetten van leuk/niet-leuk. En vrijwel nooit doet dat er volledig recht aan.
Het is heel attent om aan iemand te vragen of hij het leuk gehad heeft. Ik moet daarom bekennen dat ik de vraag (bij gebrek aan een goed alternatief) ook vaak genoeg stel. Daarnaast geeft de vraag je gelegenheid om iets te vertellen over wat je hebt meegemaakt. In zo'n geval zou een betere vraag zijn geweest 'vertel er eens iets over'. Soms zitten de vraagstellers niet te wachten op een lang verhaal en in zulke gevallen geef ik vaak maar het beleefde antwoord terug dat het heel leuk was. De discussie is daarmee klaar en we kunnen door naar de orde van de dag.
Voor de persoon zelf heeft de vraag of het ook leuk was niet zo heel veel praktisch nut, behalve dat leuke dingen over het algemeen voor herhaling vatbaar zijn en je van niet-leuke dingen moet wegblijven. Een alternatief zou dan kunnen zijn 'zou je het vaker willen doen?'. Heel vaak zijn mijn ervaringen op het moment dat ze net zijn geweest nog niet zo goed geduid, dus zou ik als antwoord moeten geven: 'dat weet ik nog niet, hoor.'
Dat is een heel normaal antwoord. Op de vraag of het ook leuk was kun je dat echter niet zo maar antwoorden. Hoe kan het nou dat je niet weet of je iets leuk vond? Mensen gaan ervan uit dat je de meetlat van leuk/niet-leuk altijd bij je hebt om elk individuele (of samengestelde) ervaring langs te leggen, zodat je een makkelijk en overzichtelijk antwoord kunt geven en de wereld kunt indelen in twee groepen: leuke en niet-leuke dingen.
Ik ben niet sterker dan het systeem en doe dus maar mee. Ik deel de wereld in dezelfde twee groepen. Maar ergens diep van binnen heb ik vaak het gevoel dat het toch niet helemaal juist is. Ik ervaar dingen niet simpelweg als leuk of niet-leuk, maar heb daar een hele waaier aan emoties bij. En het voelt te simpel om die allemaal te reduceren tot één arbitraire maatstaf.

zondag 1 augustus 2010

Nieuwe huisgenoten

Vorige weekend kreeg ik van twee van mijn huisgenoten het trieste bericht dat ze gingen samenwonen. Voor hen natuurlijk hartstikke leuk, maar voor ons achterblijvers betekende het dat wij vervangers moesten vinden en we alleen maar konden hopen dat de sfeer zou terugkeren. Mijn woninggenot was sowieso al ietwat onder druk gezet, doordat de huisbaas over elk wissewasje gaat zeuren (zoals dat ik de opslagruimte als opslagruimte gebruik, dat ik gasten soms laat blijven slapen en dat de stofzuiger in de gang staat).
Maar gelukkig konden we afgelopen donderdag al vervangers uitzoeken. Er zat een industrieel ontwerper uit Portugal tussen, die stage liep in Waddinxveen, kunstzinnig aangelegd was en veel van muziek hield. Ik kon het echt direct goed met hem vinden en dat is best zeldzaam. Nadat ik in het overleg na afloop nog even voor hem heb moeten strijden, werd hij uitgekozen als één van de twee uitverkorenen.
Toen kwam vrijdag het échte probleem. Hoe gaan we het onze huisbaas vertellen. Ik besloot in eerste instantie maar er wat omheen te draaien en eerst zijn naam te gebruiken (André) en vertellen wat hij in het dagelijks leven deed. Daar werd de huisbaas al wat sceptisch door, omdat hij opving dat de kerel waarschijnlijk maar tijdelijk zou blijven. Toen ik erbij vertelde dat de kerel geen Nederlands kon (ik moest het wel vertellen, hij zou er vanzelf achterkomen), was hij definitief tegen. Hij vertelde dat hij eigenlijk geen jongens meer wilde, omdat hij daar over het algemeen meer problemen mee had. Hij zou hem geen contract laten tekenen, we moesten maar iemand anders zoeken en als dat niet lukte, dan zou hij zelf wel iemand in ons huis plaatsen.
Ik denk niet dat dat de echte reden was. Mijn huisbaas is bovenal ontzettend gemakzuchtig. Buitenlanders heeft hij geen ervaring mee, dat vindt hij maar moeilijk. En dus wil hij het niet. Het is pure discriminatie, maar wat kunnen wij er aan doen? De enige reden dat wij überhaupt onze eigen huisgenoten mogen uitzoeken, is dat het hem werk bespaart. Als er een kamer vrijkomt, kan hij in principe zelf bepalen wat ermee gebeurt.
Wij hebben dus moeten ingeven en een andere huisgenote aangedragen. Het verhaal met de huisbaas is echter nog niet voorbij. Hij zal wel weer over andere dingen gaan zeuren. Ik zou de strijd aan kunnen gaan, maar het stomme is dat je er zo weinig bij te winnen hebt. Tot een openlijke strijd zal ik het dus niet laten komen, maar de onderhuidse strijd woedt voort. Ik blijf de opslagruimte als opslagruimte gebruiken, mensen mogen nog steeds blijven slapen en de stofzuiger, tsja, die kan op zich wel op een net wat andere plaats staan. Dan heeft die kerel ook het gevoel dat hij iets bereikt heeft.