zondag 28 juni 2009

Seks - nu met statistisch bewijsmateriaal

In 1948 werd het eerste deel de Kinsey rapporten gepubliceerd. Voor het eerst was er op grote schaal onderzoek gedaan naar seksueel gedrag in een westerse samenleving. Kinsey was een bioloog en met grootse statistische analyses kwantificeerde hij hoe vaak bepaalde seksuele ervaringen voorkwamen.
De resultaten sloegen in als een bom. Veel psychologische theorieën konden bij het grof vuil: het bleek dat vrijwel de gehele bevolking aan wat voor een vorm van seksualiteit deed, dat echte onthouding nauwelijks voorkwam en waar geprobeerd nauwelijks positieve resultaten opleverde. Het liet zien dat maatschappelijke taboes op grote schaal werden genegeerd, zij het stilletjes.
De resultaten van Kinsey waren zo controversieel dat ze lange tijd in de wetenschappelijke wereld genegeerd werden. Maar niet veel later kreeg het werk van Kinsey een kernrol in de seksuele revolutie, en dan vooral in de variant van de medisch-seksuele revolutie. De positie van seks in het medische jargon veranderde totaal: het is niet langer seks zelf dat het probleem werd, maar de afwezigheid van seks (en dan met name de afwezigheid van seks die aan de norm voldoet) dat het probleem geworden is.
Ik ben het boek vorige week tegengekomen in een antiquariaat en lees het nu. Het is razend interessant om vanuit 1948 op een tamelijk objectieve manier naar de seksualiteit toen te kijken. Natuurlijk, Kinsey is een bioloog en probeert veel te relateren aan de lichamelijke functie. Maar links en rechts is hij ook niet van een beetje maatschappijkritiek. Hij haalt uit naar de zedenpolitie (met het argument dat uit onderzoek blijkt dat oude mannetjes zelden seksueel gefrustreerd zijn), naar de psychiatrie (seksuele energie laat zich niet onderdrukken en omvormen tot iets anders) en naar moraalridders.
Het is fascinerend om te lezen. Zo laat hij zien dat zo rond de 35 % van de mannen wel een homoseksuele ervaring in zijn geschiedenis heeft zitten (gezamenlijk masturberen is kwalificerend genoeg). Ik betwijfel of zulke cijfers vandaag de dag gehaald worden. Wie nu iets homoseksueels doet, wordt tegenwoordig mentaal gedwongen zichzelf als homo te zien en dat is een drempel die minder snel wordt genomen. Kinsey lijkt gevoelig voor het argument dat homosekualiteit vaak is ingegeven door gebrek aan alternatieven, maar toch constateert hij dat dit verhaal niet helemaal kan opgaan. Er zijn immers te veel gevallen van mensen die voor homoseksuele ervaringen kiezen, terwijl ze toch voldoende andere opties hadden. De basis voor het idee van een homoseksuele individuele onveranderbare kern lijkt gelegd.
En zo legt Kinsey vele verbanden en ondanks het feit dat veel van zijn werk een grote instrumentele rol heeft gespeeld in het opzetten van het seksuele paradigma waar we nu in leven, toch heb ik sympathie voor hem. Dat komt omdat hij ingaat tegen de status quo van dat moment, sceptisch blijft over zowel de gevestigde orde als de nieuwe theorieën en omdat hij - radicaal als hij is - nog lang niet zo ver gaat als de seksuele revolutie. Hij beschouwt seks als probleem op zich zonder het direct te grondvesten in een diepe menselijke identiteit (dat is meer iets wat de psychoanalisten - impliciet toch zijn grote tegenstander - doen).
Toch nog maar een citaat van hem, over impotentie:
"The ready assumption which is made in some of the medical literature that impotence is the product of sexual excess, is not justified by such data as are now available. Impotence is clearly the product of a great diversity of physical, physiologic, and psychological factor, and in each individual case a multiplicity of factors is likely to be involved.
It will be recalled (Chapter 7) that impotence is in actuality a relatively rare phenomenon*. The clinicals, especially the urologists and endocrinologists, see so many individuals who are badly upset by impotence that they may find it difficult to believe that the incidence is as low as we find it in the population at large; but again it should be pointed out that a clinic is no place from which to get incidence data."

* Noot: 6 tot 12 gevallen op de 4000 waren, afhankelijk van hoe je telt, vaak in combinatie met hoge leeftijd (die overigens betekent dat seksuele activiteit over de gehele linie terugloopt).

woensdag 24 juni 2009

Modeziektes

Ouders constateren de laatste tijd al snel allerlei tekortkomingen aan hun kind, die ze onder de naam van één of andere ziekte plaatsen: 'ADHD', 'Asperger' of 'een storing in het autistische spectrum'. Daarnaast is het ook onverminderd populair dergelijke ziektes bij jezelf te constateren. Door de media worden in dit verband vaak het woord 'modeziektes' gebruikt, omdat de opkomst van deze ziektes deels lijkt ingegeven door plotselinge populariteit van de ziekte bij andere ouders. Je hoort er eigenlijk al een beetje niet meer bij als je niet één van die ziektes hebt.
De term 'modeziektes' miskent echter dat er wel daadwerkelijk iets aan de hand kan zijn. Maar waar iemand vroeger zulke tekortkomingen moest accepteren, want het was nou eenmaal zo, is er nu de mogelijkheid er een etiket op te plakken dat gelijk als verklaring, erkenning en rechtvaardiging en kan dienen.
Nog los van de vraag of er een medische rechtvaardiging van deze diagnoses (die zal er ongetwijfeld zijn, wetenschap is immers niet zo moeilijk, maar de medische rechtvaardiging vind ik niet de interessantste vraag), kunnen we bekijken hoe het bestaan van deze ziektes uitwerkt in individuele gevallen. En dan zien we dat mensen nu plotseling de verantwoordelijkheid voor hun tekortkomingen buiten henzelf kunnen liggen. Het komt door een ziekte, dat is iets externs, iets waar je zelf niets aan kunt doen. Mensen moeten heel veel in onze maatschappij, moeten een eigen individu worden waar ze trots op kunnen zijn. Nu kun je moeilijk trots zijn op je zwaktes, maar als je plotseling de mogelijkheid krijgt deze tekortkomingen buiten jezelf te leggen, dan wordt jouw strijd met deze problemen erkend. Door bepaalde problemen te externaliseren, is het gemakkelijker om jezelf vol zelfvertrouwen als groots, trots en narcistisch individu te zien.
Is dit nu erg? Zelfs al is dit vals zelfvertrouwen (wat mij moeilijk hard te maken lijkt), het is zelfvertrouwen niettemin. Het punt zit hem meer aan de andere kant van de medaille. Ten eerste lost het namelijk niets op: de lat van wat van mensen verwacht wordt, wordt gewoon hoger gelegd. Ten tweede wordt een diagnose niet altijd als erkenning ervaren, maar vaak genoeg als beperking. Mensen kunnen het gevoel hebben dat hen een ziekte wordt opgelegd, die bepaalde tekortkomingen voor hen absoluut maakt, terwijl ze juist in het dagelijkse leven deze tekortkomingen niet ervaren, omdat ze er mee om kunnen gaan of ze kunnen overwinnen. Ten derde ontneemt het mensen de mogelijkheid op een vrije ongedwongen wijze met hun tekortkomingen om te gaan.
Mensen kunnen allerhande stoornissen over zichzelf inroepen, maar uiteindelijk maakt het allemaal weinig uit: ze zullen met dezelfde problemen en dezelfde uitdagen moeten kunnen omgaan. De één ervaart een diagnose als erkenning en profiteert uit de ondersteuning van een ziektebeeld en andere patiënten. De ander ervaart een diagnose als een beperking, een stigma en ergert zich dood aan de lagere verwachtingen die er vanuit zijn omgeving bij mee komen. Hoe dan ook, het zou geen verschil moeten mogen maken: uiteindelijk zou iedereen aan dezelfde standaarden gehouden moeten worden. Wie studeert, solliciteert of anderzins moet presteren, hoort geen speciale behandeling te krijgen omdat hij een ziekte als buzzword kan noemen, hij moet uiteindelijk zich gewoon bewijzen net als ieder ander. Maar misschien kan links en rechts een ziekte nog als retorisch trucje gebruikt worden om juist wel een speciale behandeling af te dwingen. En voor een schoon stukje toegepaste retorica, daar heb ik bijna altijd respect voor.

zondag 21 juni 2009

Liefde, lust, vriendschap en verliefdheid

Ik ben nooit echt een ster geweest in het herkennen van verliefdheid, maar als ik terug kijk, kan ik wel duidelijk uitmaken wanneer ik ongeveer verliefd zou moeten zijn geweest. Toch kan ik niet makkelijk aangeven hoe verliefdheid verschilt van andere gevoelens, zoals liefde, lust en vriendschap.
Ten eerste is het duidelijk dat al deze gevoelens een algeheel gevoel van gelukzaligheid kunnen oproepen. Dat gevoel kan verschillen in duur, maar dat maakt niet zo heel veel uit. Ook als je verliefd bent, denk je soms wel aan wat anders en vergeet je dus impliciet je eigen verliefdheid.
Nu is het zeker zo dat als je verliefd bent, je de neiging hebt erg fysiek op de andere persoon te reageren. Maar dat is niet uniek aan verliefdheid. Ook in sterke vriendschap kan ik na lange afwezigheid naar de fysieke aanwezigheid van mijn vrienden verlangen. Telefonisch contact is dan niet meer afdoende. En wat betreft lichamelijke opwinding, dat is meer iets voor lust. Ik merk aan mezelf dat als ik verliefd ben, het juist niet zo heel veel met lichamelijke opwinding te maken heeft. Uit een soort respect vermijd ik dan juist de goedkope lichamelijke lust.
Verliefdheid zorgt er ook voor dat je op een bepaalde manier minder kritisch wordt. Als ik verliefd ben, ben ik doorgaans nog prima in staat om mogelijke tekortkomingen in de ander te zien. Het is meer dat ik die tekortkomingen direct weer vergeef. Maar bij mijn vrienden is dat niet zo heel erg anders. Ook daar kan ik wel kanten zien die mensen mogelijk als 'flaws' kunnen zien, maar ik ervaar ze niet zo en ik zou mijn vrienden er nooit om afvallen.
Verliefdheid lijkt wat dat betreft nog het meest op vriendschap: liefde is een te vage en algemene term om mee te vergelijken, lust is anders dan verliefdheid niet een gevoel dat richting een specifieke andere persoon is gericht. En als ik verliefdheid en vriendschap naast elkaar zet, vallen drie belangrijke verschillen op:
- Vriendschap begint over het algemeen zwak en bouwt zich langzaam op. Vriendschap is duurzaam en gaat daarna niet zo makkelijk stuk. Verliefdheid groeit snel uit tot een ecstatisch gevoel, zonder solide basis en kan daarna gemakkelijker wegzakken.
- Verliefdheid is, in tegenstelling tot vriendschap, vaak onverzadigbaar. Zelfs als je de ander nog maar net en uitgebreid hebt gezien, kan de behoefte bestaan om haar weer te zien.
- Ook al is vriendschap in eerste instantie een gevoel, het heeft een soort rationele basis. Zelfs (of juist) als je er uitgebreid over nadenkt, kom je tot de conclusie dat je vrienden over het algemeen geweldige personen waarbij je trots op je vriendschap bent. Maar ook al is verliefdheid gebaseerd op een soort genegenheid (en dus respect), toch hoeft verliefdheid met redelijkheid niet zo veel te maken hebben.
Pragmatist als ik ben, zijn deze verschillen niet zo zwart-wit, maar glijdende schalen. Uiteindelijk is verliefdheid immers ook niet veel meer dan een woord.

zondag 14 juni 2009

De centrale vragen in de popmuziek

Een groot gedeelte van mijn muziekcollectie wordt gevormd door de 6670 nummers van 130 jaar geschiedenis van de hitlijsten in Amerika. En de laatste tijd heb ik die bonk aan data structureel en chronologisch doorgewerkt. Ik heb alle kleurschakeringen van de muziekgeschiedenis meegemaakt (marsen, ragtime, big band, jazz, blues, crooners, rock & roll, soul, british invasion, funk, hard rock, disco, pop, grunge, rnb, punk, hip-hop, noem maar op). En nu ik zo aan het einde sta en terugkijk, kan ik er eindelijk een oordeel over vellen.
Muziek heeft vele functies. Maar één van die functies is dat ze ons af en toe een vraag stellen. Over de geschiedenis heen heeft muziek vele vragen aan ons gesteld. Maar bijna al die vragen zijn uiteindelijk ook beantwoord:
- El Debarge vroeg in 1986 'Who's Johnny?' Het antwoord kwam elke keer weer als country legende Johnny Cash het podium op ging ('Hello, I'm Johnny Cash').
- Duran Duran vroeg 'Is There Something I Should Know?' Als Duran Duran goed had opgelet, wisten ze al dat het antwoord was 'Don't Believe all these lies, darling just believe my eyes. (My Heart Is An Open Book).'
- 702 vroeg 'Where My Girls At?', Gloria Estefan antwoordde 'Here We Are'.
- Black Eyed Peas vroeg 'Where Is The Love?' The Troggs en Wet Wet Wet antwoordden met 'Love Is All Around You'.
- Santana vroeg 'Why Don't You And I'. Het niet erg bevredigende antwoord van Dick Haymes was 'Maybe It's Because'.
- Jimmy Ray beantwoordde 'Are You Jimmy Ray?' met een wedervraag 'Who Wants To Know?' Het antwoord op die vraag kwam van Joe (I Wanna Know), waarbij opgemerkt dient te worden dat Mario Winans het juist niet wilde weten (I Don't Wanna Know).
- Het voorlopige dieptepunt kwam te staan op naam van Snoop Dogg, die in zijn nummer Who Am I (What's My Name) de vraag in de titel maar liefst 27 keer liet beantwoorden.

Maar ondanks alle plotwendingen sindsdien is er nog steeds één vraag niet beantwoord. Die vraag stamt uit 1936 en die gaat als volgt:
Is it true what they say about Dixie?
Does the sun really shine all the time?
Do the sweet magnolias blossom at everybody's door?
Do folks keep eating possum till they can't eat no more?

woensdag 10 juni 2009

Duizend kleine ergernissen

Het kan niet altijd feest zijn en vandaag is het duidelijk zo'n dag. Op zich heb ik geen enkele reden om te klagen, maar door een opstapeling van kleine ergernissen aan het einde van de dag voel ik me toch erg lusteloos. Het feit dat iemand die mijn kamer in Rotterdam had kunnen overnemen toch maar heeft besloten het niet te doen, het feit dat al het gereis vandaag net wat langer duurde dan gepland, het feit dat ik het draadloos internet in mijn nieuwe huis niet aan de praat krijg en als klapper op de vuurpijl is mijn externe harde schijf ook weer gecrasht.
Het is allemaal wel te overzien: er komt vast wel weer een andere potentiële huurder, ik ben uiteindelijk thuis gekomen, ik koop wel een wat langere internetkabel en de harde schijf probeer ik morgen wel weer (zou jammer zijn als hij echt gecrasht is, ben ik al mijn uitwerkingen voor Wie is de mol met mijn collega's kwijt, maar ach, het was toch maar de vraag of dat door zou gaan). Alleen komen al die kleine irritaties weer uit op extra dingen die ik moet regelen de komende dagen. Het geeft allemaal weer een klein iets extra's om je druk over te maken en dat stapelt zich dan een beetje op.
Irritatie stapelt op irritatie en ik ben daardoor ook steeds minder goed in staat om nieuwe tegenslagen licht op te vatten. Rationeel kan ik er allemaal nog wel makkelijk afstand van nemen, maar ik voel mijn ondernemingsdrift langzaam wegzakken. Het mag een wonder heten dat ik nog energie vind om deze blog te schrijven.
Gelukkig is het allemaal zo erg nog niet. Ik moet even wat rustgevende muziek opzetten en dan komt alles weer goed. Ik zoek in mijn iTunes naar KT Tunstall met Miniature Disasters, het nummer wat het best aansluit bij de sfeer van het moment. (Minitature disasters and minor catastrophes bring me to my knees. Well, I must be my own master or the miniature disasters will be the death of me.) Maar zo ver komt het niet. Ik realiseer me plotseling dat geen externe harde schijf ook betekent: geen muziek.
Weet je wat? Ik houd het voor gezien voor vandaag. Ik ga slapen.

zaterdag 6 juni 2009

Country muziek en politiek

Ik heb de laatste tijd de Amerikaanse muziekgeschiedenis globaal doorgewerkt. Ik ben al bijna op het einde, ik ben immers aangekomen in het jaar 2007. Maar het genre 'country' maakt wel een merkwaardige ontwikkeling daarin door. Het was altijd wel aanwezig, maar nooit echt in grote getalen. Pas eind jaren 90 komt het echt op en vanaf 2000 tot aan 2006 is het een vaste aanwezigheid op de plaatsen 51 t/m 100. (Door het bizarre systeem achter de billboard hot 100 is het voor country muziek moeilijk in de eerste helft van de lijst te komen, maar makkelijk om in de tweede helft te komen.)
Het lijkt dus alsof country opleeft in die periode, maar het is meer als een gouden tijdperk van country, zoals country muziek nog nooit had gekend. De populariteit van country muziek loopt opmerkelijk gelijk met de culturele en politieke ontwikkelingen in de VS. Eind jaren 90 kreeg de conservatieve beweging kracht en werd de mid west weer geïdealiseerd. De verkiezing van Bush past hier ook in. In reactie op 9/11 werden de 'culture wars' van Amerika volop uitgevochten. Niet alleen Bush, maar ook conservatieve commentators en media voerden hoog toon. Er zijn ook genoeg country songs aanwijsbaar die de simplistische oorlogstaal van Bush onderschrijven (zoals Alan Jackson - Where Were You (When The World Stopped Turning) (2002), Darryl Worley - Have You Forgotten (2003) en Toby Keith - American Soldier (2004)). Maar na 2006 is country muziek verder in de verdrukking gekomen. Deels omdat elke culturele opleving nu eenmaal wegebt, maar ook omdat het culturele conservatisme waarmee het samenhing steeds meer bewees niet te werken. Deels door de oorlog in Irak, maar deels ook door andere ontwikkelingen. Het feit dat het homohuwelijk nu een hot topic in de VS is, toont niet het conservatisme van de VS aan, maar juist dat dat conservatisme veel meer onder vuur komt te liggen. De status quo is immers geen homohuwelijk. De strijd gaat juist over het wel of niet door laten gaan van een progressieve verandering. Zulke aanvallen op het conservatisme zijn steeds meer gemeengoed geworden: tot weluitgewerkte statements in een film als Brokeback Mountain tot pesterijtjes als in Katy Perry - I Kissed A Girl.
Het is grappig om te zien hoe dat soort veranderingen doorwerken in de populariteit van muziek. De rest van de lijst is vooral veel gevuld met vieze hip-hop, geweldadige hip-hop en rnb. Wat de betekenis daarvan is, laat zich moeilijker gissen. Behalve dan dat uit die muziek narcisme, luchtkastelen en ontevredenheid spreekt. Heel anders dan de simpele tevredenheid van country muziek.

dinsdag 2 juni 2009

Verhuizen: zoek het zelf maar uit

Deels morgen en deels zaterdag ga ik verhuizen naar Utrecht. En ondanks dat het een redelijk simpele verhuizing is, ben ik toch enigszins zenuwachtig. Aan de ene kant hangt dat samen met het feit dat ik naar een nieuwe stad ga, waar ik toch weer een beetje een nieuw bestaan moet gaan opbouwen. Ik ken Utrecht wel een beetje, maar lang niet goed genoeg. Het is en blijft toch altijd een beetje een sprong in het diepe. Ik ben daar op zijn tijd wel een beetje bang voor.
Aan de andere kant zijn er alle praktischheden van het verhuizen. Ik moet een busje gaan huren, ik moet meubels kwijt, ik moet het liefst snel een andere huurder vinden voor mijn kamer in Rotterdam zodat ik snel van de dubbele lasten af ben. Het zijn allemaal dingen die ik nog nooit eerder heb gedaan. Het is dus vrij waarschijnlijk dat ik daar niet de meest optimale economische beslissingen in ga nemen. Ik heb een salontafel op marktplaats die niet voor 'een symbolische prijs' verkocht raakt, terwijl ik platgespamd werd toen ik mijn hoogslaper voor 'gratis op te halen' op internet zette.
Ik had er daarom ook op gehoopt dat mijn ouders zouden helpen bij de verhuizing. Toen mijn vader subtiel aangaf, dat dat toch niet helemaal handig was, betekende dat dus weer een kleine crisis. Ik mocht plotseling weer allemaal dingen zelf gaan regelen, een stukje levensgemak verdween weer. Ik heb daarom gelijk maar wat vrienden gevraagd om te helpen (al voel ik me daar altijd een beetje voor bezwaard), toch zelf georiënteerd op een busje huren en de crisis was wel weer bezworen. Maar door mijn onervarenheid denk ik dat ik het vast handiger kan doen dan ik nu gepland heb. Maar aan de andere kant: door het zelf te doen leer ik ook veel meer.
Dat is ook een beetje de truc met dit soort dingen. De postmoderne individualistische levenswijsheid 'zoek het zelf maar uit' leidt zeker niet altijd tot de meest optimale resultaten. Ondanks wat neo-liberalen je doen geloven, is het individu zeker niet altijd zelf het beste in staat om te beoordelen wat juist is. Als ik om de hoek een goedkopere bus met minder strings attached kan krijgen, dan is dat gewoon objectief beter. De reden om 'het zelf maar uit te zoeken' is niet dat je verhuizing beter gaat, maar dat het voor je eigen ontwikkeling beter is.
Moet de eigen ontwikkeling dan altijd maar voor gaan? Nee. In de radeloosheid aan de vooravond van een verhuizing verlang ik soms wel naar een gedegen plan, uitgedacht door iemand die veel wijzer is dan ikzelf. Dat plan zou ik dan alleen maar hoeven uit te voeren en ik zou me over details niet meer druk hoeven te maken. Erg individualistisch is dat niet, maar wel heel rustgevend.