zaterdag 5 februari 2011

Kinderen

Er was ooit een tijd dat ik wel serieus rekening hield met de mogelijkheid dat ik ooit kinderen zou willen. En je weet nooit hoe het loopt, dus ik sluit niets uit. Maar nu ik een aantal mensen ken - zij het slechts indirect - die kinderen hebben, is mijn weerzin tegen ze gegroeid.
Ik was nooit zo heel erg op de hand van kinderen. Als je in de trein of metro zit en iemand heeft kinderen bij zich, dan zijn ze voornamelijk irritant. Ze maken ontzettend veel lawaai en gedragen zich niet. Ik kan het ze moeilijk kwalijk nemen. Als ik al kinderen zou hebben, zou ik ze ook niet willen opvoeden tot de braafste baasjes die gewoon stil in een hoekje zitten. Maar als je er zelf het slachtoffer van word, wil je gewoon dat ze weg zijn. Eerlijk waar, de meest positieve emotie die ik ten opzichte van een kind kan hebben is onverschilligheid. (Ik heb hetzelfde met dieren, maar dat is een ander verhaal.)
Het opvoeden van kinderen duurt een eeuwigheid. Het is funest voor je sociale leven en het is zwaar. Ik snap dat dat een deel van de charme is, want probleemloze kinderen zijn eigenlijk niet leuk om op te voeden. Dan kun je als opvoeder net zo goed wegblijven. Daarnaast is het een erg ondankbare taak. Op een gegeven moment gaan die kinderen puberen en je autoriteit ondermijnen. Dat lijkt me dan nog wel een enigszins leuke fase, omdat het dan meer een strategisch spel wordt. Desalniettemin moet je als je kinderen krijgt, serieus rekening houden met de mogelijkheid dat ze je op een gegeven moment gaan haten. Toen ik dat aan een collega, die net vader geworden was, vertelde, was hij niet blij. Het is misschien geen leuk nieuws, maar het is wel waar. Het komt immers best vaak voor dat kinderen hun ouders op een gegeven moment niet meer uit kunnen staan.
Laatst was ik met een aantal collega's iets gaan drinken. Twee van hen waren nog niet zo lang vader. Ik besloot me toch maar eens te interesseren in hun manier van leven. Ik vroeg hen wat er nou zo leuk aan was. Waarom zou je kinderen willen?
"Nou, het luidt toch een nieuwe fase in in je leven. En het geeft toch een heel nieuwe dimensie aan je leven."
Het was allemaal redelijk vaag, maar ik kon me er ook iets bij voorstellen. Maar veel van de nieuwe dimensie komt ook doordat constant voor dat kind moet zorgen en je daardoor heel veel dingen moet ontzeggen. Je leven wijzigt daardoor ingrijpend en dat is best een nieuwe fase en ook een nieuwe dimensie. Toch had ik het gevoel dat ik het nog niet helemaal begrepen had en dus vroeg ik door.
"Daar kan ik me op zich iets bij voorstellen, maar aan de andere kant als je nog maar één arm hebt, dat geeft ook een heel nieuwe dimensie aan je leven. Dat is ook een nieuwe fase in je leven. Waar is dan precies het verschil?"
Sommige mensen vonden deze vergelijking ongepast. Onder andere omdat je er niet zelf voor kiest om een arm te verliezen en wel zelf kiest voor kinderen. Ik begrijp zelf nog steeds niet zo goed waarom mensen ervoor kiezen om kinderen te nemen, dus dat argument gaat niet echt op. Misschien kan de vergelijking juist mensen prikkelen om nou eens aan te geven waarom je het wél zou willen. Want qua consequenties lijkt het krijgen van kinderen best op het verliezen van een arm: je wordt beperkt in je handelen, je gaat minder de deur uit en familie krijgt de behoefte je vaker op te zoeken. Toch?